9 Ga door waar je bent gebleven... Ga de lastige dingen niet uit de weg

==

Op een dag kreeg ik de behoefte om de spullen die ik achter in mijn kast had gevonden te inventariseren. Dat waren: een mokkakleurige kasjmieren dekenjas van Jil Sander; aangevreten door de motten, de helft van een revers was aangetast. Een crèmekleurige polotrui die ik bij agnès b. in hun winkel in Soho had gekocht: verstandig, klassiek, met korte mouwen en een ronde nek; nooit gedragen met het prijskaartje er nog aan. Een paar Giorgio Armani-schoenen van krokodillenleer: een halve maat te klein, slechts één keer gedragen bij een karamelkleurig Armani-pak van viscose en wol met een jasje voorzien van een dubbele rij knopen, en nu ernstig gedateerd. Een slinger aan bh’s: Eres, La Perla, Calvin Klein, Frans kant, bleekroze en bestrooid met wilde bloemen, een uitdagende, gestreepte balconette. Een Prada-jurk: zwart met driekwartmouwen en een kokerrok die net over de knie viel, te strak om in te lopen, gedragen op Lisa’s bruiloft met gifgroene suède sandaaltjes van Costume National. Een uit vele lagen tule bestaande ballerinarok van Christian Lacroix in een lelijke kleur blauw: groot, onpraktisch en onmogelijk om mee door een deuropening te komen. Ongetwijfeld gekocht op een moment van pure waanzin.

==

In de lente van 2002 besloot ik om een reis te maken naar Belize in Midden-Amerika. Het zou de tweede keer zijn dat ik naar Belize reisde. De eerste keer was meer dan tien jaar geleden. Het was een van de eerste reizen die ik met Thomas had gemaakt. We hadden overnacht in een luxueus hotel op Ambergris Caye en waren overdag gaan scubaduiken en snorkelen, en hadden ’s avonds romantische dinertjes bij kaarslicht.

Er is een foto van mij tijdens die reis; ik draag een zwarte, korte jurk van lycra met zilverkleurige gespen aan de schouderbandjes. Ik heb geen schoenen aan, maar heb een duikhorloge van Ebel om. Het was het eerste horloge dat Thomas voor me kocht.

Ik wist dat deze tweede reis naar Belize totaal anders zou zijn dan de eerste. Het zou anders zijn, omdat ík anders was. In mijn hoofd had ik deze reis ondergebracht in de categorie van kansen om mijn leven op orde te krijgen.

Ga door waar je bent gebleven; ga de lastige dingen niet uit de weg. Dat waren de woorden die op het stukje papier stonden dat in een gelukskoekje had gezeten. Ik had die kleine boodschap de laatste twee jaar bij me gehouden. Het had op de koelkast gehangen in het appartement in Parijs en vervolgens had ik het in mijn agenda gestopt.

==

Dus dit was zowel een vlucht weg van het shoppen als een plek waar shoppen geen uitvlucht bood. Naast de plaatselijke bar of verkopers langs de weg die lokaal gemaakte spullen aanboden bestond er geen plek om te winkelen. En dat was goed. Ik was niet teruggegaan naar Midden-Amerika om door te gaan met shoppen tot ik erbij neerviel en mezelf zou vergeten.

Het was juist het tegenovergestelde. Ik was naar dat kleine land in Midden-Amerika gegaan in de hoop er iets te herontdekken waar ik van hield: ooit was ik dol op scubaduiken geweest. De reis die ik ging maken omvatte een week in de jungle, het binnenland in en dan een week aan het strand om te duiken in het grote rif en de beroemde Blue Hole.

De eerste week in de jungle was zeer primitief. Er was geen enkel comfort. Ik verbleef in een kamp voor tien dollar per nacht en sliep in een modderige hut. Ik douchte me buiten onder een emmer gevuld met koud regenwater. De eerste avond viel ik in slaap vergezeld door dierengeluiden in de verte. De eerste morgen dat ik wakker werd, zat er een vogelspin in mijn bed.

Tijdens het avondeten besefte ik dat een ander leven leiden niet zo gemakkelijk was als ik had gehoopt. De meeste gasten waren minstens tien jaar jonger dan ik. Ik was niet op mijn gemak, en vond het onnozel om te praten over het feit dat ik marihuana voor mijn moeder moest verstoppen of om herinneringen op te halen aan de voorjaarsvakantie, en daar was ik ook allemaal te oud voor. De manier waarop iedereen opgewonden was over hun reis en de grotten die ze gingen bezoeken, ergerde me. Belize, bekend om zijn netwerk aan kalkstenen grotten, trok steeds meer van deze beginnende avonturiers en ecotoeristen aan.

Gelukkig was er een gids die aanbood om mij en een andere gast op een privétoer door een van de grotten mee te nemen. Terwijl er over de deal werd onderhandeld, somde ik voor mezelf de redenen op waarom ik dit wilde doen.

Een grot binnengaan leek juist te zijn in metaforische zin. Het draaide deels om verstoppen, deels om mijn focus op de wereld te verleggen naar mezelf, maar het ging vooral om iets diepers. Toen ik samenwoonde met Thomas had ik niet naar mezelf geluisterd, en daarom was ik ook ongelukkig geweest. Ik zat zo opgesloten onder het laagje vernis van het goede leven dat ik nooit mijn echte gevoelens en wensen had onderkend.

Door die levensstijl achter me te laten wilde ik weer in contact komen met mezelf; me bewust worden van de gevoelens die ik al meer dan tien jaar had weten te negeren. Vandaar dat door dichter naar het middelpunt van de aarde te gaan passend leek om tot het middelpunt van mezelf te komen. Ik wilde meer over mezelf te weten komen. Wat kon ik? Waar lagen mijn lichamelijke beperkingen? Dat hield ik mezelf tenminste voor toen we de volgende ochtend op weg gingen naar een plek die veelbetekenend Wonderland heette.

Onze gids Abel was linkshandig. Het viel me op toen ik hem met zijn kapmes een weg door de dichtbegroeide jungle zag hakken. Hij leidde ons naar een modderig pad dat naar de opening van de grot die Wonderland heette leidde. ‘Deze grot is niet langer open voor het publiek,’ legde hij uit, terwijl we steeds hoger kwamen. Ik liep achter hem en kon amper zijn stem horen. ‘Maar ik vind dat het een van de mooiste grotten is.’

Hij draaide zich om en keek me aan. ‘Gaat het goed?’

‘Ja, tot nu toe wel,’ antwoordde ik.

Eerlijk gezegd was ik stikzenuwachtig. Ik had mezelf in jaren lichamelijk niet zo op de proef gesteld. Ik wist niet zeker of ik het wel aankon.

Toen we eindelijk bij de opening van de grot waren, gingen we op een platte steen zitten en aten een paar sandwiches die Abel had gemaakt. ‘Je moet energie opdoen voordat je naar binnen gaat,’ legde hij uit.

Na de lunch keek ik nauwlettend toe welke spullen hij uit zijn rugzak haalde. Er kwamen zaklampen tevoorschijn en reservebatterijen, wat gekleurde touwen, helmen en handschoenen. Terwijl ik naar hem keek, zocht ik naar tekenen van competentie, iets om mezelf gerust te stellen dat hij volledig te vertrouwen was. Uiteindelijk stond ik wel op het punt met deze man in de aarde af te dalen en door hem te worden rondgeleid in een doolhof van donkere gangen. Zijn geruststellende naam was niet genoeg. Ik was op zoek naar tekenen om mezelf te kalmeren. Toen ik hem zag rommelen in zijn rugzak, kreeg ik het gevoel dat er iets niet in orde was.

‘Wat is er?’ vroeg ik bezorgd.

‘Ik denk dat ik de touwladder vergeten ben,’ zei hij zonder me aan te kijken.

Ik wilde terugkeren, maar hij wist me ervan te overtuigen dat we verder moesten gaan. De touwladder zou pas aan het einde van de trip nodig zijn als we de grot verlieten, legde hij uit. Hij dacht dat we wel konden improviseren.

Ik was niet gelukkig met deze situatie. Uiteindelijk was ik de zwakke schakel in het team, het meisje met het gebrek aan armkracht. Toch wilde ik hen niet teleurstellen. We hadden al zo’n eind gelopen. En ik wilde ook mezelf niet teleurstellen. Ik wilde de reis volbrengen en bewijzen dat ik deze excursie aankon.

Dus ik liet toe dat ze me lieten zakken langs de wand van de grot. Ik belandde op een smalle richel en wachtte op de anderen. Ik had een helm op voorzien van een zoeklicht en nieuwe gympen aan.

Toen het me gelukt was om me te oriënteren, keek ik om me heen. De grot was nu al prachtig en we hadden het mooiste deel nog niet eens bereikt. De grot hing vol stalactieten, die als zuilen van een grote kathedraal aan de hoge zoldering hingen. Het waren net zuurstokken.

Abel leidde ons over de richel die op sommige plekken gevaarlijk smal was. We gingen steeds dieper en het werd donkerder. We stopten en deden de lampen op onze helm uit om de complete duisternis te ervaren. Ik had nog nooit eerder zo’n duisternis meegemaakt en het joeg me zowel angst aan als dat het me opvrolijkte. Maar na een tijdje kreeg ik het koud en raakte ik vermoeid.

Ik vroeg of we konden stoppen en weer konden uitrusten. We knielden alle drie neer met onze rug tegen de koele rots en keken naar het prachtige uitzicht: een hele skyline vol stalactieten die complexer en mooier waren dan wat ik ooit had gezien.

‘Als je dit hebt,’ zei ik tegen Abel, ‘hoef je helemaal niet naar Manhattan te gaan.’

We stonden op en gingen verder. We liepen uiterst voorzichtig over de smalle richels. Op verschillende plekken bleven we staan om het uitzicht te bewonderen, maar ik had het nu erg koud en was uitgeput. Op een gegeven moment voelde ik dat ik moest stoppen.

‘Ik kan niet verder,’ verklaarde ik. ‘Ik ga Wonderland niet halen.’

Ze waren teleurgesteld, maar er moet iets zijn geweest in mijn voorkomen waardoor ze beiden toestemden. ‘Oké,’ zei Abel, en hij legde geruststellend een hand op mijn schouder. ‘We gaan nu terug.’

Ik had het gevoel dat hij zich zorgen maakte over de uitgang. We moesten nog steeds een manier vinden om me zonder touwladder via de steile wand eruit te krijgen. Abel moet hebben gevoeld dat dit onmogelijk voor me was omdat ik lichamelijk uitgeput was.

De wandeling terug leek korter, minder gevaarlijk en even was ik bang dat ik te snel had opgegeven, dat ik had moeten proberen de eindbestemming te halen. Maar toen we de steile wand naderden wist ik dat ik het goed had gedaan. De wand ging praktisch loodrecht omhoog en was minstens vierenhalve meter hoog. Ik moest proberen om ertegenop te klimmen.

Abel klom naar boven om me te laten zien waar ik me aan vast kon houden en waar ik mijn voeten moest neerzetten. Ik keek aandachtig toe, maar mijn eerste poging mislukte. Toen ik besefte dat ik niet genoeg kracht in mijn bovenlichaam had om me vast te houden, voelde ik een golf van paniek opwellen. De andere wandelaar had een suggestie. Als ik met gespreide benen tegen beide wanden omhoogklom, moest ik de kracht uit mijn benen halen en niet uit mijn bovenlichaam. Ik moest alleen uitkijken dat ik niet in de spleet zou vallen. Ik herinner me dat ik het luchtiger probeerde te maken door er een grap over te maken. Maar mijn hart klopte in mijn keel en mijn handpalmen baadden in het zweet.

En toch, ik voelde me springlevend. Ik was gestimuleerd en uitgedaagd, en levendiger dan ik in jaren was geweest.

Ik haalde even diep adem en veegde mijn klamme handen af aan mijn broek.

Ik volgde zijn advies op en begon de achterste wand te beklimmen. Halverwege moest ik één been naar de wand aan de andere kant uitstrekken en de spagaat wagen. Ik haalde diep adem, maakte een sprongetje en plaatste mijn voet op een smalle inham. Ik zag de smalle richel waarvan Abel had gezegd dat ik er mijn handen op moest plaatsen en ik rekte me uit om hem vast te pakken. Op dat moment wist ik dat de rest van de beklimming me ook zou lukken. Een paar seconden later was ik uit de grot.

==

Na een week in de jungle te hebben doorgebracht, ging ik naar de zee, naar Ambergris Caye. Ik zou eindelijk weer eens gaan duiken. Ik had al meer dan tien jaar niet meer gedoken en had de behoefte om weer onder water te zijn.

De laatste keer dat ik had gedoken was ook in Belize en dat was met Thomas. We waren met een boot van een duikinstructeur meegegaan, samen met een paar andere enthousiastelingen. Thomas, die geen echte duikervaring had (hij had de basisvaardigheden geleerd in een zwembad op Manhattan), deed zijn duikuitrusting aan en sprong haastig overboord aan de achterkant van de boot, misschien wilde hij een beetje stoer doen. In een mum van tijd werd hij door de stroming mee gesleurd en begon hij wild met zijn armen te slaan. De duikinstructeur moest naar hem toe zwemmen om hem te redden. Daarna gingen we nooit meer duiken. Het verhaal van de mislukte duiktrip werd vaak verteld aan vrienden die er hysterisch om moesten lachen.

Deze keer verschilde niet veel van de keer ervoor: het was op dezelfde locatie. Toen de boot vertrok van de aanlegsteiger, viel me de naam ervan op: Comfortably Numb, Prettig Verdoofd, en dat vond ik erg grappig.

Toen ik in de zee sprong leek het alsof ik werd herboren. Het water stroomde onder mijn wetsuit en werd opgewarmd door mijn eigen lichaamstemperatuur. Ik was verbaasd over hoe vertrouwd dit gevoel was. Ik herinner me dat ik hetzelfde gevoel had toen ik op een duiktrip ging, niet lang nadat mijn moeder was overleden. Dat was in Florida, een uitstapje op een kleine boot. Toen was ik ook in de zee gesprongen en voelde ik mijn levenskracht door me heen stromen, zo sterk dat het me deed schrikken.

Aan het eind van de reis had ik het gevoel dat ik weer dingen voor mezelf deed, dingen waarvan ik nog wist dat ik ze leuk vond. De avonturier in mezelf was weer springlevend. Shoppen leek iets uit een ver verleden. Ik kon het daar laten.

==

Toen ik weer terug was in New York besefte ik dat mensen anders met me omgingen. Omdat ik niet langer meer bij de Hamptons-wereld hoorde werd mijn relatie met het merendeel van mijn oude vrienden uit die wereld moeizaam of zelfs beëindigd. Het leek alsof alle ‘prestige’ die ik had door met Thomas in dat grote witte huis te wonen was verdwenen. Mijn koets was in een pompoen veranderd. Nu kwam ik alleen in de Haptons op uitnodiging, in iemands strandhuis tijdens een van die erg hete, plakkerige New Yorkse zomerweekenden.

Ik kreeg nog maar zelden dit soort uitnodigingen en dat maakte niet uit. Ik had niet echt de behoefte om daar naartoe te gaan.

De enige uitnodiging die ik aannam was die van mijn vriendin Rosanne en dat was meer omdat ik het gezellig vond bij haar te zijn dan om ergens dicht in de buurt van het strand te bivakkeren. Rosanne was single, en een succesvolle financieel analist; ze wekte altijd de indruk dat ze te hard werkte en te vaak op reis was. Ze was een van de weinige vrienden die mijn breuk met Thomas niet hard veroordeelde. Ze leek mijn beslissing te accepteren zonder vragen te stellen of kritiek te uiten.

Dus op een zaterdagochtend reden we naar het strand door het bekende landschap op de Long Island-snelweg. De rit zelf maakte me weemoedig, iets wat ik niet had verwacht.

Toen we Southampton naderden, stelde ze voor dat we bij de markt nog wat boodschappen zouden gaan doen. ‘Als je het niet erg vindt, wil ik alleen even langs bij Cashmere Hampton om wat truien te kopen,’ voegde ze eraan toe.

‘Tuurlijk,’ zei ik. ‘Dat is prima.’

==

Rosanne parkeerde de auto en terwijl ze dat deed, drong tot me door wat ik aan het doen was. Dit weekend leek een enorme vergissing, ik wilde me omdraaien en weer naar huis gaan. Alsjeblieft, zet me op een bus en laat me naar huis gaan.

Toen ik de Cashmere Hampton-winkel binnenliep, voelde ik me verloren. Ik kon me niet langer veroorloven om dure kasjmieren truien voor mezelf te kopen en ik wist bijna niet wat ik met mezelf aan moest in de winkel. Terwijl Rosanne gebreide vesten en truien met afritsbare capuchons paste, betastte ik een paar truien die op een presentatietafel lagen en ik kreeg het gevoel alsof mijn borstkas op springen stond. Ik had niet verwacht dat mijn terugkeer in de Hamptons zo emotioneel zou zijn. Ik had niet verwacht weer geconfronteerd te worden met dat bekende winkelgebied, de plekken waar ik ging shoppen.

Het zou de perfecte tijd zijn geweest om iets voor mezelf te kopen – een daad die zo vaak mijn verdriet had verlicht – maar geen enkele van mijn creditcards zou op dat moment zijn geaccepteerd en ik had amper genoeg cash bij me om voor mezelf te betalen tijdens dit weekend.

Ik adviseerde Rosanne welke truien ze moest kopen en keek toe hoe de eigenaar van de winkel haar aankoop in een tas stopte. Ik verliet de winkel met een kleine kasjmierkam, een cadeautje van de winkeleigenaar. Rosanne ging de winkel uit met een uitpuilende tas met nieuwe kleding.

Dat weekend voelde ik een scherpe scheiding tussen mijn vroegere leven en het leven dat ik nu leidde. Het was mijn lot om in de Hamptons te zijn, slechts als gast, als iemand die het zich echt niet kon veroorloven daar te zijn. Ik had niet zoveel aandacht aan dit feit besteed, ik was te druk bezig geweest om mijn leven weer op orde te krijgen. Status was nooit iets geweest waar ik naar op jacht was. Toch zorgde de situatie ervoor dat ik me minderwaardig voelde. Als ik niet langer de ‘vrouw des huizes’ was van welk huis dan ook, niet langer iemand was die zich een kasjmieren trui kon veroorloven, wie was ik dan wel?

Rosanne en ik gingen dat weekend behoedzaam met elkaar om. We brachten een hoop tijd door in haar huis, kookten en praatten, en gingen naar de film. Op geen enkel ogenblik van dat weekendje weg wilde ik praten over de ‘goeie ouwe tijden’ die ik in dat huis had doorgebracht, maar ze leken wel gewoon in de lucht te hangen, zoals ‘goeie ouwe tijden’ dat soms doen. Ik vertelde Rosanne dat in al die jaren dat ik in haar huis was geweest – tijdens weekenden in de zomer, tenniswedstrijdjes, de jaarlijkse paella op nieuwjaarsdag – ik nog nooit boven in de slaapkamers was geweest. Ik had in de kelder poolbiljart gespeeld, ik had in het zwembad gezwommen en ik was er zelfs in geslaagd om een paar keer op de tennisbaan te belanden, hoewel ik niet kon tennissen. Toch was ik geen enkele keer de trap op gelopen om zelfs maar even een blik in een van de slaapkamers te werpen. ‘Heel vreemd dat ik er nu slaap,’ zei ik.

Ik had in die tijd de behoefte om stoïcijns te zijn en stelde mezelf voor als een wereldreiziger die over de weidse zee tuurde. Mijn toekomst, net als een welkom stukje vasteland, was niet in zicht en toch moest ik een houding van verwachting en vertrouwen handhaven. Daarom mat ik mezelf een zelfverzekerde houding aan toen ik Rosanne vertelde over de man met wie ik nu uitging. Hij heette John, zei ik. Maar ik ging niet zover dat ik haar vertelde dat hij ongelofelijk vervelend en egoïstisch was. Ik voorzag hem van een glanzend laagje voor haar bestwil of misschien wel voor het mijne.

‘Is hij rijk?’ vroeg ze.

‘Eh, ja,’ vertrouwde ik haar toe. ‘Hij is pas veertig en al met pensioen.’

‘Trouw met hem!’ antwoordde ze zonder met haar ogen te knipperen.

==

Mijn onzekere situatie was voor bijna iedereen duidelijk behalve voor mij. Thomas kocht een boek voor mij met de titel Moed en schreef aan de binnenkant op het schutblad: Op de een of andere manier deed dit boek me aan jou denken. Wat bedoelde hij daarmee? Dat hij me moedig vond? Of dat ik veel moed nodig zou hebben om een toekomst zonder hem tegemoet te zien?

Ik voelde me niet moedig, maar ik begon me wel zorgen te maken.

Het volgende wat ik moest doen was een appartement zoeken. Ik moest mijn driekamerappartement verlaten omdat de huur afliep. Het was duidelijk dat ik me niet in de positie bevond om de huur over te nemen die dicht in de buurt kwam van vierduizend dollar per maand! Hoezeer ik ook in het comfortabele, luxueuze, vertrouwde en ruime appartement wilde blijven, het was niet langer iets wat ik me kon veroorloven.

Op een middag moest ik schuilen in Club Monaco aan het einde van Fifth Avenue. Ik had net een appartement bezichtigd – een zonnige tweekamerflat aan Mott Street die zestienhonderd dollar per maand kostte – toen ik besefte dat mijn aanvraag waarschijnlijk niet zou worden goedgekeurd. Het appartement lag in een buurt die ik geweldig vond. Het was in dezelfde straat als Café Gitane en net om de hoek van Nicholas’ vorige appartement en wat mij betreft was het de perfecte buurt om een nieuw leven te gaan leiden. Die buurt scheen elke droom van de persoon die ik wilde worden na mijn breuk met Thomas te vervullen. Ik zag mezelf zitten in Café Gitane en een te duur amandelbroodje kopen van de Franse bakker of niemendalletjes kopen in de dure, kleine lingeriezaak die net aan het einde van de straat zat.

Ja, ik was weer gelikte tijdschriftfoto’s van mijn leven aan het bedenken.

De realiteit was heel anders. Ik had een medeondertekenaar nodig, iemand die borg stond voor de huur. Mijn salaris was niet hoog genoeg om de meest inschikkelijke huiseigenaar tevreden te stellen en met mijn kredietwaardigheid ging het weer eens niet de goede kant op. Deze realiteiten wreekten zich nu. Er zou geen huurcontract ondertekend worden als er niemand borg voor me zou staan.

Maar in plaats van iets aan mijn situatie te doen was ik in Club Monaco. Ik snuffelde in het uitverkoopkledingrek toen mijn telefoon overging. Het was Thomas. Ik had hem gebeld en gevraagd of hij me kon helpen bij het bemachtigen van een kleiner appartement in het gebouw waar we samen hadden gewoond.

Hij zei dat hij dat zou doen.

Thomas ging ermee akkoord borg te staan bij de ondertekening van het huurcontract voor een jaar. Daarna moest ik het zelf uitzoeken. Ik overtuigde mezelf ervan dat het me in dat jaar zou lukken om genoeg te verdienen om de huur te betalen, mijn creditcardafbetalingen te doen en door te gaan met shoppen.

==

Het lukte me om de studio te krijgen op de drieëntwintigste verdieping die uitkeek over de rivier de Hudson en toevallig ook op het gebouw zonder ramen waarin mijn vader bijna dertig jaar had gewerkt. Het uitzicht was erg belangrijk voor me omdat het appartement zo klein was. Zonder het uitzicht zou het somber, deprimerend en claustrofobisch aanvoelen. Uiteindelijk gaf ik al onze meubels aan Thomas om ze voor me op te slaan: de bank, een glazen salontafel, een Italiaanse boekenkast, twee stoeltjes, een bijzettafeltje en diverse keukenspullen. Niets ervan zou passen in mijn nieuwe huis.

Wat over was gebleven had ik in mijn nieuwe, kleine appartement gepropt. De lamp van Fortuny die eerst te klein leek was nu nadrukkelijk aanwezig in de slaapkamer. Het leren bankje met het metalen frame dat in de hal had gestaan, stond nu vastgeklemd net voor de kast. Eronder had ik al mijn tijdschriften, andere objecten van mijn koopverslaving, gestopt. Ik bleef tijdschriften kopen.

De boekenkasten die op maat gemaakt waren zodat ze in de grootste slaapkamer pasten die dienstdeed als mijn kantoor, stonden nu samen tegen de muur op het noorden. Ze pasten perfect, maar er was geen centimeter meer over.

Tot slot werd mijn bureau dat al meer dan tien jaar met me meeging voor het raam gezet. Kasten waren er gelukkig in overvloed: vier in totaal. En voor een klein appartement waren ze verbazingwekkend ruim. Ik slaagde erin om mijn hele garderobe inclusief mijn schoenen erin te krijgen zonder dat ze uitpuilden.

==

En toen kwam Walter.

Mijn vriendin Alexandra had voorgesteld dat we eens moesten afspreken. Hij verzamelde foto’s en ik was net begonnen om meer over fotografie te schrijven.

Ik flirtte met hem tijdens de lunch bij Cipriani, ook al vond ik het niet leuk dat zijn shirt een knoopje te veel openstond. Ik flirtte en probeerde indruk op hem te maken met mijn kennis van fotografie. Hij was een fervent verzamelaar en weldoener die gul doneerde aan een van de meest prestigieuze musea van New York. En daarom had ik het over de toenemende interesse voor Chinese fotografen en de astronomische prijzen die sommige foto’s opleverden op een veiling. We waren het eens dat het ‘speelgeld’ was dat de markt voedde en ik was tevreden dat ik indruk op hem had gemaakt. Maar ik was me er ook goed van bewust dat ik een rol speelde, me hulde in oppervlakkigheid zonder echt te laten zien wie ik was, en wat ik eigenlijk wilde zeggen en doen.

Want dit was nog steeds een blind date en dat is wat er van me verwacht werd. Ik wist hoe ik met hem moest flirten, want hij deed me erg aan Thomas denken. Hij was ook een Duitser en hij was blond en rijk. En ik wist dat dat in elk geval een van de redenen was waarom ik met hem aan tafel zat, terwijl ik naar zonnestralen keek die op het witte, gesteven tafelkleed schenen, te langzaam in mijn ijsthee roerde, in de verte staarde en glimlachte toen hij iets irritants zei en een bijdehante opmerking maakte om mijn gevatheid te laten zien. In die tijd was de heersende opvatting onder mijn vrienden dat een rijke man net zo goed een vriendje kon zijn als ieder ander. Dus toen hij me vroeg of ik weer wilde afspreken, zei ik ja.

Voor mijn tweede afspraakje met Walter had ik opzettelijk iets traditioneels en netjes aangetrokken, misschien zelfs wel te gewoontjes, toen ik naar zijn appartement op Fifth Avenue ging. Terwijl ik me aankleedde, besefte ik dat ik bezig was een outfit samen te stellen die geen Upper East Side-zenuwen van streek zou maken. Ik moest dit beeld hebben meegenomen uit de Hamptons waar al die Stepford-vrouwen er hetzelfde uitzagen met de hoogblonde highlights in hun haar, de instappers, twinsets en praktische lange broeken.

Dus daar was ik in mijn kostuum toen ik bij Walter aankwam en aangekondigd werd door de huisbewaarder met witte handschoenen aan en een dure hoed op. Ik stond in de lobby en deed net alsof ik daar hoorde. Ik ging met de lift naar boven en maakte ondertussen een beleefd praatje met de vriendelijke liftbediende.

Toen de metalen kooi van de lift openging, stond Walter in de hal. Hij droeg een witlinnen overhemd waarvan hij de mouwen tot halverwege zijn armen had opgerold. Daaronder droeg hij een marineblauwe geblokte sarong.

Ik werd compleet van mijn stuk gebracht door deze outfit.

Opeens voelde ik me onnatuurlijk netjes in mijn gebreide trui met col en fladderende bloemenrok. Wat had me bezield? Op wie wilde ik lijken? Misschien wist ik helemaal niet meer hoe ik met een rijke vent moest omgaan. Misschien wilde ik dat ook helemaal niet.

Walter liet me zijn appartement zien dat zo groot was als een gymzaal met een terras dat aan alle kanten over Central Park uitkeek. Ik stond buiten op het terras terwijl hij zijn slaapkamer in liep om zich om te kleden. Hij kwam terug in een wijde linnen broek en leren sandalen. Hij zag er zo relaxed en natuurlijk uit. We gingen uit eten en de hele tijd voelde ik me een vrouw in het verkeerde lichaam.

==

Een paar weken later, na afloop van een lunchdate vroeg Walter aan de taxichauffeur om naar de Issey Miyake-winkel op Madison Avenue te rijden. ‘Ze hebben daar een handtas die je volgens mij mooi zult vinden,’ zei hij, terwijl hij het portier opende en uitstapte. Voor ik het wist stonden we in de winkel en gaf Walter een staalgrijze, iriserende broek aan me die geïnspireerd leek door het soort broeken dat astronauten dragen.

‘Hier, pas deze eens,’ zei hij. Terwijl ik de broek aanpakte en naar het pashokje liep, pakte hij een glitter t-shirt en een zwart, vierkant jasje. Hij gaf ze aan. ‘En deze ook,’ zei hij.

Ik stond in het pashokje en bekeek het prijskaartje dat aan het t-shirt zat. Het kostte zevenhonderd dollar! ‘O, nee,’ fluisterde ik. ‘Niet weer.’ Ik moest voorzichtig zijn; ik wilde geen relatie met een rijke man die dacht dat mijn affectie gekocht kon worden.

Even later kwam ik uit het hokje tevoorschijn en draaide in het rond als een mannequin. Iedereen was vol bewondering. Toen ging ik weer snel het pashokje in. Terwijl ik worstelde met het strikken van mijn veters, schoof Walter het gordijn opzij en pakte de drie kledingstukken waarin ik net geposeerd had. Ik protesteerde: ‘Hé, wacht even...’

Weer volledig aangekleed kwam ik achter het gordijn vandaan en zag hoe een verkoopster mij een uitpuilende, enorme tas van Issey Miyake gaf. ‘De handtas die je volgens mij misschien wel leuk vindt zit er ook bij,’ zei Walter.

Hij begeleidde me de winkel uit met een hand op mijn onderrug en bracht me naar de klaarstaande auto met de pluchen bekleding.

Terwijl we over Park Avenue reden, vroeg hij me waar ik afgezet wilde worden.

Ik werd afgezet op de hoek van 57th Street en Park Avenue met mijn tas in de hand terwijl ik de auto met Walter erin nakeek.

Ik was op genoeg shopexcursies met mannen geweest om te weten dat er iets werd terugverlangd. En voor een vrouw zoals ik die de schijn op wilde houden was de verleiding groot. Maar ik wist ook dat ik dat niet meer wilde meemaken. Het zou te gemakkelijk zijn om mezelf eraan over te geven, om te worden gekocht. En toch stemde de situatie me verdrietig.

Toen ik de nieuwe Issey Miyake-broek en het t-shirt naar Walters verjaardagsetentje droeg kon ik niet zeggen of verdriet die avond overheerste. Ik vond mezelf mooi in die outfit en ik wist dat mijn zelfvertrouwen een oppepper kreeg door deze kleren te dragen. In het restaurant op Union Square schreed ik op mijn gemak naar de toiletten, me bewust van de aandacht die mijn nieuwe kleding trok.

Maar tegelijkertijd voelde ik me ook ongemakkelijk in die outfit.

Na het etentje zette Walter me af voor mijn appartementencomplex. Er was zowel verwarring als totale helderheid op dat moment. Ik was niet verliefd op Walter en ik wist dat ik nooit verliefd op hem zou kunnen worden.

En ik stond nooit meer toe dat Walter me meenam om te winkelen.

==

Ga door waar je bent gebleven, ga de lastige dingen niet uit de weg.

Dat was de lotsbestemming die ik toen, begin 2001, ontdekte in een Chinees gelukskoekje in Peking Duck House in het centrum. Dat was de lotsbestemming die ik in mijn uitpuilende leren agenda had gestopt, op de koelkast in mijn Parijse appartement had gehangen en in een zwarte, porseleinen asbak had gelegd die rechts op mijn bureau stond.

Ga door waar je bent gebleven... ga de lastige dingen niet uit de weg. Wat waren de lastige dingen? Waar was ik gebleven? Kennelijk had ik dat stukje papier bewaard met een reden. Het raakte een snaar in me, het leek wel een bovennatuurlijke boodschap over wie ik was. Ik had heel mijn leven besteed aan het uit de weg gaan van de moeilijke dingen, ging ervandoor als ik de kans kreeg. Ik kende mijn patroon nu goed, zag het in elke film over het verleden die ik in mijn gedachten afspeelde. Ik wilde niet dezelfde fouten blijven maken.

Wat zou het gemakkelijk zijn om me over te geven aan de exclusieve wereld van Walter. Ik wist dat het de ultieme mislukking zou zijn. Maar ergens was het toch moeilijk te weerstaan.